bird
vrijdag 29 maart | 06.13 uur

Er waren zeven mannetjes, ze woonden in Zaltbommel

Gedicht Van zeven mannetjes, Annie M.G. Schmidt

Er waren zeven mannetjes, ze woonden in Zaltbommel.
Ze woonden in een hele grote groene blikken trommel.
En ’s morgens vroeg, om kwart voor zes, dan ging die trommel open,
dan kwamen die zeven mannetjes er allemaal uitgekropen.

Ze gingen alle zeven naar de speeltuin in Zaltbommel,
ze zaten allemaal op de wip en allemaal op de schommel,
ze dronken chocolademelk uit zeven kleine kopjes,
en aten zeven stukken koek en zeven zoute dropjes.

En ’s avonds laat dan werd het altijd donker in Zaltbommel,
dan kropen al die mannetjes weer gezellig in de trommel.
Dan gingen ze aan ’t tellen: is er niemand weggebleven?
Da’s één, da’s twee, da’s drie, da’s vier, da’s vijf, da’s zes en da’s zeven.

Maar op een dag gebeurde er iets vreselijks in Zaltbommel;
het allerkleinste mannetje bleef achter op de schommel.
Toen iedereen al thuis was, met een dekentje over zich heen,
toen was het kleinste mannetje nog buiten, heel alleen.

En kijk, daar komt de boze, grijze poes. O, hoor ‘m blazen!
Het mannetje liep zo hard, zo hard, als honderdduizend hazen!
Daarginds daar staat de trommel, och, de trommel is gesloten...
de poes is nu vlak bij hem, met zijn grote grijze poten!

Wat moet dat mannetje lopen, lopen, lopen, lopen, lopen!
en hoep, hij neemt een grote sprong, daar gaat de trommel open!
Daar zitten ze met hun zevenen en doen de trommel dicht,
en buiten zit de boze, grijze poes, met zóóó’n gezicht!


(uit: Veertien uilen van: Annie M.G. Schmidt)

Tags