bird
vrijdag 19 april | 05.54 uur

Kasteel Poederoijen

het-kasteel-poederoijen-een-roversbroeinest_1369565213-1

Het kasteel Poederoijen werd gebouwd in 870. Dat er veel gevochten is rondom het kasteel Poederoijen is algemeen bekend. Dit is te danken aan haar strategische ligging tussen Brabant, Holland en Gelderland.

Uitvalsbasis voor rooftochten
Het kasteel was rond 1490 een ''echt roversbroeinest''. Onder leiding van Gelderse legeraanvoerder Hendrik Ens(e), ook wel Suydewind of Sneeuwind werden regelmatig plundertochten gehouden in de omliggende gebieden. Begin zestiende eeuw fungeerde de strategisch gelegen burcht van Poederoijen als uitvalsbasis voor rooftochten in het nabije Brabant en Holland. Hierbij werden zelfs handelsschepen uit Den Bosch en andere plaatsen aan de ketting gelegd.

In 1493 veroverde Gerard van Weerdenburg (in opdracht van Hertog Karel) het kasteel en roofde het leeg. In 1505 veroverden de Bourgondiërs het dorp en het kasteel, waarna Hertog Karel het weer terug veroverde. In 1508 werd de burcht definitief ontmanteld.

De belegering van het Kasteel Poederoijen in 1508
In de bewogen geschiedenis van het hertogdom Gelre, en in die van Gelres opponenten Holland en Brabant, is de belegering van Poederoijen niet meer dan een voetnoot. Begin 1507 waren het Brabantse 's Hertogenbosch en de Hollandse steden Dordrecht, Gorinchem en Gouda de rooftochten beu en sloegen de handen in elkaar. Op 8 juli datzelfde jaar trokken zij het beleg op voor de Gelderse burcht. De belegering hield ruim twee maanden aan, maar werd op 12 september 1507 gestaakt. In maart 1508 sloten de Staten van Holland en 's-Hertogenbosch een contract met prins Rudolf van Anhalt. Deze door landvoogdes Margaretha voorgedragen oorlogsveteraan moest op kosten van Holland (¾) en Den Bosch (¼) Poederoijen met zwaar geschut innemen. Haarlem, Delft, Amsterdam en Leiden die zich voordien afzijdig hadden gehouden, deelden nu ook in de kosten van de campagne, welke in juni 1508 succesvol werd afgerond met een Gelderse overgave en met de ontmanteling van de burcht.

Leiden sponsorde het beleg
In het Regionaal Archief Leiden bevindt zich een interessant fiscaal document uit de vroege zestiende eeuw. Het betreft een document waaruit blijkt dat 290 Leidse huishoudens gedwongen werden geld te lenen om het beleg van de Gelderse burcht Poederoijen in 1508 gedeeltelijk te bekostigen. Waarschijnlijk moest men naar rato van vermogen een bepaald bedrag betalen.

Maarten van Rossem
In 1518 werd de heerlijkheid Poederoijen weer beleend door hertog Karel van Gelderland. Maarten van Rossem, wiens familie behoorde tot de lage adel van de Bommelerwaard werd de nieuwe heer van Poederoijen. Dank zij deze 'leen' heeft Maarten in de loop der jaren macht en aanzien gekregen. Maarten van Rossum liet het kasteel herstellen. Maar al in 1528 werd het door een groep ruiters uit Den Bosch met behulp van buskruit verwoest en in brand gestoken. Het kasteel is daarna door Maarten van Rossem weer hersteld. Naast dit kasteel hebben nog lang de resten van de middeleeuwse burcht gestaan. Helaas is uiteindelijk dit kasteel in 1672 in de Franse oorlog geheel verwoest.

Opgravingen van kasteelresten in Poederoijen
In 1999 en 2000 werden bij dijkverzwaringswerkzaamheden bij en onder de Maasdijk, ten oosten van het dorp Poederoijen, restanten van het kasteel blootgelegd. De restanten van het Kasteel Poederoijen liggen nu half onder de dijk.

In september 1999 is een onderzoek naar de restanten van het kasteel Poederoijen geweest en werd een stuk slotgracht uitgegraven, de buitenmuur van de keuken, grenzend aan de slotgracht werd zichtbaar evenals een stortkoker waarin het afval uit de keuken werd gedeponeerd. Deze stortkoker stond vanuit de keuken rechtstreeks in verbinding met de slotgracht. Ook werden in de keuken van het kasteel twee ronde ovens blootgelegd. Zelfs asresten zijn bewaard gebleven.

Ook is duidelijk dat op dit gedeelte na 1500 nog gebouwd is, terwijl op de andere muurresten die bloot lagen geen sporen van bouw na de verwoesting zijn gevonden. In dit gedeelte kon men opmaken dat het een overwelfde keuken was. Een tongewelf met drie penanten, drie ronde bogen steunden dan het geheel. In de buitenmuur zaten tussen de penanten ook boogconstructies met daartussen de vensters waardoor het licht naar binnenviel. Langs de muur (evenwijdig aan de dijk), zijn aan weerskanten diepe gaten gegraven. Op anderhalve meter diepte, onder deze muur trof men de oudste bouwfase aan, een fundering die rond 1300 gebouwd moet zijn. Aan de grondstructuur is hier te zien dat die muur in “verse” grond gegraven is. De grond onder de stenen is “schoon”. Duidelijk is in de doorsnede een schuine afscheiding te zien waar gegraven is om de fundering te metselen. Tegen de fundering kon men vermengde grond zien liggen. De conclusie kon dan ook getrokken worden dat het kasteel rond 1300 gebouwd moet zijn geweest.

Aan de rivierzijde heeft men geen sporen van een gracht ontdekt, waardoor waarschijnlijk dit een binnenmuur was, met aangrenzend een binnenplaats. Doordat dit onderzoek maar beperkt uitgevoerd kon worden wat oppervlakte en diepte betreft, kon men geen volledige conclusies trekken. Ook werd er bij dit onderzoek niets gesloopt. Als iets gaaf onder de grond kan blijven, blijft de archeoloog er van af. Grond is de beste bescherming. Als er door omstandigheden op een terrein gegraven moet worden en het object wordt bedreigd, wordt er meestal pas onderzoek gedaan, zoals in dit geval aan de Maas bij Poederoijen.

Tags